Verhalen

Wil je al een van mijn verhalen lezen? Dat kan hier!

In de achteruitkijkspiegel

Frisse lucht streelde haar linkerwang, ze haalde diep adem en duwde het gaspedaal stevig in. Ze neuriede zachtjes mee met de playlist, tot haar favoriete track langs kwam. Uit volle borst zong ze mee. ‘Oh-oo-o-oh-oh-hooo, why’s my life so boring? Oh-oo-o-oh-oh-hooo there’s gotta be more in store for me!’ Op de snelweg gaf Mariëlle nog eens een extra peut gas. Opluchting sidderde als kippenvel over haar armen en benen, ook al was het niet koud. De kaarten en het reisplan, die voor het gemak op de stoel naast haar lagen, wapperden in de wind. Regen kletterde plotseling weer tegen haar voorruit en haar linkerarm werd nat. Gauw draaide ze het raampje dicht. 

De uitdaging van Rogers

De kou kruipt waar het niet gaan kan. Natte sneeuw smelt en onverbiddelijk trekt het vocht in mijn handschoenen. Pijn steekt. Ik begrijp het niet. Wat is er mis met mijn handen en voeten? Als ik mijn been wil strekken, val ik bijna om. Mijn lippen tintelen pijnlijk, ik vermoed dat ze bij de kleinste beweging kunnen scheuren. En waarom staan mijn oren in de fik? 

In de achteruitkijkspiegel

Frisse lucht streelde haar linkerwang, ze haalde diep adem en duwde het gaspedaal stevig in. Ze neuriede zachtjes mee met de playlist, tot haar favoriete track langs kwam. Uit volle borst zong ze mee. ‘Oh-oo-o-oh-oh-hooo, why’s my life so boring? Oh-oo-o-oh-oh-hooo there’s gotta be more in store for me!’ Op de snelweg gaf Mariëlle nog eens een extra peut gas. Opluchting sidderde als kippenvel over haar armen en benen, ook al was het niet koud. De kaarten en het reisplan, die voor het gemak op de stoel naast haar lagen, wapperden in de wind. Regen kletterde plotseling weer tegen haar voorruit en haar linkerarm werd nat. Gauw draaide ze het raampje dicht. 

Trots keek ze in de achteruitkijkspiegel de kampeerbus in. Ze had hem zelf helemaal opgeknapt. Af en toe was de broer van Maarten gekomen om te helpen. Tijdens het klussen hadden ze het vooral over Maarten gehad. Hoe Mariëlle Maarten had leren kennen tijdens de vakantie in de Belgische Ardennen, haar eerste grote reis zonder ouders, hij met de hele familie op de camping. Herinneringen aan hoe gelukkig Maarten was met hun zonen. Hoe ze samenwerkten in de slagerij van zijn ouders en die later ook overnamen.

Hun gedeelde verlies werd steeds makkelijker te dragen en dus kwam haar zwager steeds minder vaak. Het leven zonder Maarten ging door. De laatste keer dat haar zwager bij haar langs was gekomen had hij de indeling in de bus beoordeeld. 

‘Je gaat toch alleen op reis?’ 

‘Ja, hoezo?’

‘Ik snap niet dat je dan zoveel ruimte onder het bed wil hebben. Als je het bed wat kleiner maakt, dan heb je veel meer leefruimte.’

‘Ik vind het prettig, zo’n groot bed.’

Maartens broer gromde wat.

‘En eronder lekker veel ruimte voor souvenirs,’ zei ze toen maar.

Hij had haar schuin aangekeken. ‘Heb je het niet gemist, al die jaren dat jullie samen waren?’

‘Wat bedoel je?’

‘Reizen! Toen jullie elkaar leerden kennen croste je door heel Europa met die rode Daihatsu en die “vintage” blauwe tent. Hoe noemde je die ook al weer?’ Het woord vintage begeleidde hij met zijn beide handen opgestoken waarbij wijs- en middelvingers de aanhalingstekens suggereerden. Mariëlle glimlachte bij de herinnering.

‘Ja, m’n Deukhatsjoe en mijn Circus Tenz.’

‘Gezondheid.’ Hij grinnikte. ‘En hoe gaat deze wagen heten?’

‘De Beagle, naar het schip waarmee Darwin op zijn ontdekkingsreizen ging.’

 

Op weg naar het zuiden, nam Mariëlle de E25 door Luik naar de Belgische Ardennen. Ze waren er nog een paar keer terug geweest. Tot de kinderen naar de middelbare school gingen en het werk steeds drukker werd. Daarna kwam er niks meer van het reizen, waar Mariëlle zo op had gehoopt. Nu werkte haar oudste zoon in Amsterdam en had de jongste een ranch in Australië.

De minicamping was nog precies zoals ze het zich herinnerde. Het was inmiddels opgehouden met regenen en de dikke wolken dreven flink uit elkaar, waardoor er af en toe blauwe lucht zichtbaar werd. Mariëlle snoof door haar open ramen de zware boslucht op. Het gekwinkeleer van de vogels overstemde haar radio. Vanuit een houten blokhut waar de winkel en de receptie in gepropt waren, stormde Elsa naar buiten.

 

‘Daar is ze dan eindelijk, met haar prachtige kampeerwagen.’ Elsa fladderde rond de bus en gaf Mariëlle nauwelijks de tijd om uit te stappen. Ze trok haar naar zich toe voor een stevige knuffel.

‘Welkom, wees welkom. Blijf je echt maar twee dagen? Wat ons betreft blijf je de hele zomer!’

Mariëlle schoot in de lach. ‘Het is nog maar april!’

‘Ja, ik weet het. En je hebt plannen, maar goed, als je langer wil blijven, dan kan dat.’

Mariëlle liep met Elsa mee naar de receptie waar Hans net verscheen. Hij gaf haar een hand, bromde een ‘hoe gaat het nu met je’ en gaf haar een snelle kus op haar beide wangen. Het verschil tussen deze mensen kon niet groter zijn.

‘We gaan er vanuit dat je vanavond bij ons eet.’ Elsa wees Mariëlle het plekje naast de appelboom. Mariëlle knikte haar toe. Er kwamen nieuwe gasten en Elsa liep naar de receptie om ze op te vangen.

 

Mariëlle had de bus zo geparkeerd dat ze vanuit de voor- en zijkant over het terrein kon kijken. Nu zat ze met haar benen in de zon te genieten van de kippen die over het terrein scharrelden en van de bloesem in de bomen van deze oude fruitboomgaard. Narcissen stonden in de grasranden tussen de verschillende kampeerplekken. Behalve Mariëlle stonden er twee vrienden met een koepeltentje en een ouder echtpaar met een klein caravannetje.

Na een heerlijk ontbijt met kakelverse eitjes pakte Mariëlle de rugzak en haar wandelschoenen achter uit de bus. Ze deed alles wat ze nodig had voor de wandeling in haar rugzak en stapte fris de camping af. Voor het eerst in dagen was het stralend weer. De lucht was blauw en een zacht lentezonnetje maakte het lopen aangenaam. De rugzak voelde wel zwaarder dan ze had verwacht en ze had niet zo lekker geslapen als ze had gehoopt. De gesprekken tijdens het avondeten bleven maar in haar gedachten malen. Elsa en Hans waren natuurlijk nieuwsgierig naar Maarten. Mariëlle vertelde hen uitgebreid wat er de afgelopen twee jaar was gebeurd.

Op een ochtend, twee jaar geleden, was ze wakker geworden en had Maarten niet meer naast haar in bed gelegen. Hij had wat kleren en zijn paspoort meegenomen. Twee dagen later had ze een berichtje ontvangen dat ze zich geen zorgen moest maken; hij was naar Frankrijk gelift en liep er nu de Camino naar Santiago de Compostela. Hij wilde alleen zijn, nadenken en er verder niet over praten.

Zo goed en zo kwaad als het ging, had ze de werkzaamheden in de slagerij voortgezet. Na een week had ze twee scholieren gevonden die in het weekend in de winkel konden helpen. Het was aanpoten, maar het ging. Af en toe ontving ze een berichtje dat hij nog leefde, soms met een foto. Hij was gelukkig, schreef hij. Hij vroeg nooit hoe het met haar ging en ze stuurde nooit een berichtje terug. In Noord-Spanje stuurde hij zijn laatste bericht. Het was een foto bij een ruïne waar hij tegen aan geleund stond, innig gearmd met een vrouw met stevige bergschoenen. Hun rugzakken rustten tegen de muur van het verlaten gebouw. ‘Ik verloor hier mijn hart aan Juliette,’ had hij geschreven. Daarna heeft hij nooit meer wat gestuurd. Ze wist niet eens of hij ooit Santiago de Compostela bereikt had. Laat staan wat er daarna gebeurd kon zijn. Toen de berichtjes uitbleven had ze hem als vermist opgegeven bij de politie. De Franse gendarmerie heeft hem gezocht bij Juliette en de Spaanse Guardia Civil op en rond het deel van de Camino waar hij voor het laatst was gezien. Er werd geen spoor van hem gevonden. Vorig jaar werd hij doodverklaard en hadden ze op een sombere dag in november een lege kist gecremeerd.

 

Het was een ruig stukje van de Ardennen en ze had een pad gekozen waar ze vroeger met Maarten een aantal keren had gelopen. In deze omgeving had ze hem voor het eerst gezien, zijn vriendelijke gezicht met het stroblonde haar. Als ze haar ogen sloot, zag ze zijn vrolijke sproetjes en rode wangen nog voor zich. Ze hield van die sproetjes, vanaf de eerste keer dat ze ze zag. Hij had haar meegenomen langs indrukwekkende rotsformaties en via een oud oerbos naar een sappige groene helling. Via het gesleten veepaadje liep Mariëlle weer naar de top. Ze ging er zitten op het houten bankje, een prachtig uitzicht aan haar voeten. Met smaak at ze de verse croissantjes die ze van haar ontbijt had bewaard. 

Op de terugweg besloot ze niet het pad te volgen, maar dwars door het steeds donkerder wordende bos te lopen. Over het gladde en vochtige hout op de bosbodem gleden gele en feloranje naaktslakken zo groot als haar hand. Het was stil, op de wind in de boomtoppen na. De mosbodem veerde onder haar voetstappen en de kale stukken waren verraderlijk glad. Ze moest voorzichtig zijn, niemand zou weten waar ze was als haar nu iets overkwam. Mariëlle stond stil en keek om zich heen. De hele dag was ze nog geen andere wandelaars tegen gekomen. In dit dichte bos kwam waarschijnlijk nooit iemand. Ze hijgde en voelde zich plotseling zo verschrikkelijk moe met die zware rugzak. Ze stapte op een gladde boomwortel, verloor haar evenwicht en gleed vervolgens een stuk naar beneden in de kleiige modder. Een scherpe gil klonk in het bos. Ze klapte haar mond dicht, zodra ze door kreeg dat zij het zelf was die gilde. Ze bleef een kwartiertje stil zitten op een glibberige boomstronk. In de pulserende stilte van het bos nam ze afscheid van Maarten. Ze zag zijn bleke gezicht voor zich, de sproetjes vervaagd en de ogen ingevallen. Daarna duwde ze de dikke humuslaag dicht en trok ze de zwarte takken er wat dichter overheen. Ze keek nog een keer om zich heen en zwaaide haar rugtas, die een stuk lichter was geworden, op haar rug.

 

Het afscheid van Else en Hans was hartelijk. Ze beloofde met haar vingers op haar rug dat ze op de terugweg weer langs zou komen. Ze wist niet of ze dat wel durfde, ze dacht eerlijk gezegd niet dat ze hier ooit nog terug zou komen. De zon scheen elke dag terwijl ze door de Franse dorpjes toerde, in plaats van over de snelweg naar het zuiden. Hier zag ze gelukkig zelden een politieauto en als die er al waren, reden ze haar gewoon voorbij. 

In een paar dagen was ze lekker opgeschoten. Nu stond ze aan een riviertje op een heerlijke, rustige camping vlak bij de plek waar Maarten met zijn Camino was begonnen. Ze had er twee dagen geleden een klein tochtje gemaakt en gisteren een flinke wandeling. Beide keren was haar rugzak een stuk lichter toen ze op de camping terug kwam. Vandaag besloot ze haar vermoeide benen rust te gunnen en lekker wat te lezen.

Na een lekker ontbijtje, croissants en verse aardbeienjam van de vrouw die de campingwinkel runde, installeerde ze zich met haar boek in het warme lentezonnetje. Maar eerst scrolde ze op haar mobiel langs een paar nieuwsites. Geen nieuws is immers goed nieuws. De Standaard kopte dat er een menselijke schedel was gevonden. Een koude rilling trekt over haar ledematen. Het zal toch niet? Ze klikt het artikel open en leest dat er in een afvalcontainer in Brussel een schedel werd gevonden. De schedel was een paar eeuwen oud werd geschat door de forensisch experts. De politie stond voor een raadsel. Enigszins opgelucht haalt ze adem, maar in haar onderbuik sluimerende een onbestemd gevoel, als een lage brommende toon die steeds een beetje aan zwelt. Morgen zou ze verder rijden naar Puenta la Reina, Spanje.

 

Als Mariëlle aan Spanje dacht, dan dacht ze aan overvolle kusten en toeristische plaatsjes. Hier in het noorden van Spanje kwam niks in de buurt van haar verwachtingen. Het was er prachtig en het leek wel uitgestorven. Groene berghellingen rezen op aan weerszijden van de weg. De kruidige geur van lavendel, tijm en rozemarijn zweefde door haar geopende raampjes de kampeerbus binnen. De dorpsbewoners waren allemaal even vriendelijk, zeker wanneer ze merkten dat Mariëlle vrij aardig Spaans sprak. De omgeving was gemaakt voor levendige volksverhalen. Kleine kerkjes en kapellen begeleidden al eeuwen de route van de pelgrims. Hier had Maarten zijn hart verloren. Niet aan het Spaanse land, niet aan de cultuur. Nee. Aan een Franse wandelaar. Mariëlle keek in de achteruitkijk spiegel. Nog één souvenir te gaan.

 

Afgelopen zomer had Maarten ineens weer in de slagerij gestaan, alsof hij niet al maanden niks meer van zich had laten horen.

‘Eum hallo.’

‘We zijn gesloten.’ Met het doekje waarmee ze de toonbank schoonmaakte, wees Mariëlle naar het bordje op de deur.

‘Ik ben het. Ik ben thuis.’

Het kostte Mariëlle moeite om de Maarten van anderhalf jaar eerder terug te vinden in de gespierde en gebruinde man aan de andere kant van de balie. Maar het was hem echt. Zijn lichtblonde haar was langer dan ze gewend was en lag in onregelmatige plukken geknipt in zijn hals. Zijn verschoten rugzak leunde nonchalant tegen de balie. Maanden had ze niets van hem gehoord en nu stond hij in haar winkel. Hun winkel, had ze zichzelf in gedachten verbeterd.

‘Waarom?’

Haar vraag verwarde hem. ‘Hoezo waarom?’ 

‘Waarom ben je hier?’

‘Ben je niet blij? Ik ben weer thuis!’

‘Nee, ik ben niet blij Maarten. Ik snap er niks meer van. Ik begrijp niet waarom je zo nodig weg moest gaan en ik snap al helemaal niet waarom je terug gekomen bent.’

Maarten zuchtte. ‘Ik ben teruggekomen, omdat ik je mis en ik niet zonder je kan.’ Mariëlle negeerde zijn gebroken stem.

‘En je hart dan? Juliette? Je was daar in Spanje toch je hart verloren?’

‘Juliette…’ Maarten smakte terwijl hij haar naam uit sprak. ‘Haar vriend wachtte op haar in Santiago… ze gaan trouwen’ Spijt kleefde op de wangen waar vroeger een blos te zien was geweest. De blos waar ze zo veel van had gehouden. Mariëlle wilde dit niet, dit gesprek zo maar ineens. Ze liep de winkel uit, de werkplaats erachter in. Maarten volgde haar als een trouw straathondje.

‘Je bent met je staart tussen je benen terug gekomen. En nu moet ík blij en dankbaar zijn?’ 

Maarten gaf geen antwoord, maar uit de gekwelde blik in zijn ogen las Mariëlle dat dit niet het welkom was dat hij verwachtte.

‘Waarom heb je geen berichten meer gestuurd?’

‘Ik heb mijn telefoon uit gezet na het laatste bericht. Eenmaal in Santiago wilde ik een gebaar maken. Toen heb ik het ding in de rivier gegooid. Opnieuw beginnen, snap je?’ Steeds zachter sprak hij. Nee, snappen deed Mariëlle het nog steeds niet, maar het kwam haar wel goed uit.

‘Wie weet dat je hier bent?’

‘Nog niemand, ik wilde je verrassen. Ik heb je gemist.’ Onhandig zette hij een stap in haar richting.

Mariëlle keek hem aan. Zocht de bekende sproetjes en rode konen, maar ze zag alleen maar de maanden van zon op zijn bruine gezicht. Ze voelde helemaal niets meer voor deze man. De woede die ze de afgelopen maanden had moeten voelen, welde nu in een klap in haar op. Er kwam een rust over haar, ze nam het heft in eigen hand.

Het scherpe slagersmes was effectief geweest. Met haar ervaring als slager had ze de banden en pezen die zijn lichaam bij elkaar had gehouden doorgesneden. De verschillende stukken had ze vacuüm verpakt en achter in de vriezer weg gestopt. Ze dweilde de vloer, zoals elke andere werkdag en was maar drie kwartier later thuis gekomen dan anders.

 

De laatste. Deze zou ze niet zo gemakkelijk in een rugtas op haar rug hijsen. Ze reed met de kampeerbus zo ver mogelijk de bergen in. Ze volgde een zandpad tot de verlaten en vervallen ruïne van de Iglesia de San Esteban van Villanueva. De omgeving was verlaten. Er stond geen zuchtje wind. Hete lucht trilde boven het zand. Mariëlle parkeerde de bus in de schaduw van de een paar dunne boompjes, draaide de luifel uit, zette de tafel en een stoel neer en at haar avondeten. Bij het invallen van de schemering pakte ze haar schep-voor-noodgevallen. Ze had hem van haar zwager gekregen, voor als ze zou wildkamperen.

Mariëlle groef een gat in de rotsachtige en droge bodem, vlak naast muren van de voormalige kerk. Hier zullen ongetwijfeld mensen uit het verlaten dorp zijn begraven. Een rilling trok over haar ruggengraat bij het idee dat ze onbekende menselijke botten zou vinden. Maar er kwamen slechts stukken steen en keien naar boven. De spieren in haar schouders en rug protesteerden na twee uur graven, toen ze een groot, in plastic verpakt pakket uit een gesloten krat van onder haar bed vandaan haalde. Ze sneed het plastic eraf en deed dat bij haar afval. De gebruinde romp, met Maartens hart en al, sleepte ze naar het gat. Ze stapelde er de stenen op die ze met graven had blootgelegd. Daarna schoof ze het zand eroverheen en egaliseerde ze de bodem. Ze sopte de lege plastic bakken onder haar bed schoon en liet het water in de droge bosbodem verdwijnen.

De volgende ochtend was aan niks te zien dat ze hier een nacht gekampeerd had. Ook de ruïne lag er rustig en verlaten bij. Mariëlle keerde de bus en reed het stoffige pad af. In de achteruitkijkspiegel verdween de ruïne uit het zicht. Haar blik verplaatste zich naar haar opgemaakte bed. De opbergvakken eronder waren nu leeg en schoon. Ze draaide de geasfalteerde weg op, op weg Barcelona. Daar wachtte haar de boot. Ze was nog nooit in Italië geweest.

De uitdaging van Rogers

De kou kruipt waar het niet gaan kan. Natte sneeuw smelt en onverbiddelijk trekt het vocht in mijn handschoenen. Pijn steekt. Ik begrijp het niet. Wat is er mis met mijn handen en voeten? Als ik mijn been wil strekken, val ik bijna om. Mijn lippen tintelen pijnlijk, ik vermoed dat ze bij de kleinste beweging kunnen scheuren. En waarom staan mijn oren in de fik? 

Ik staar naar de horizon. Het enige wat ik zie is grijs. Grijs water golft aan mijn voeten, klotst tegen de zwarte basaltblokken onder aan de dijk. De horizon is onzichtbaar, het grijs van het water vermengt zich met de grijze lucht als een uitgelopen aquarel van een matige schilder. Contouren ontbreken.

Bij de volgende pijnscheut kijk ik naar mijn voeten. Mijn organen kruipen eensgezind bij elkaar, wanneer ik door een roestvrijstalen rooster tien meter naar beneden kijk. Het voelt alsof ik val, ik grijp naar de reling van de toren. Hoogtes zijn nooit mijn sterkste punt geweest. De wind trekt aan mijn broekspijpen en de plastic regenjas. Sneeuwvlokken wervelen om mij heen en tikken tegen mijn capuchon. Als speldenprikken geluid zouden maken, dan zou het zo klinken; als de sneeuwvlokken op mijn capuchon. 

Donkere boomtoppen doemen op in het grijs. Het helpt me niet me te oriënteren. Waar ben ik? Hoe kom ik hier?

 

Daniël las het laatste verslag van Jasper. Die knul was verder gevorderd dan hij ooit had durven hopen. Het was een goede zet geweest hem in te schakelen. Zijn verslagen waren volledig, alle stappen werkte hij keurig uit. Jasper had geen idee.

‘Is alles naar wens voor u?’ Het meisje dat hem zijn koffie bracht, had een Spaans of Portugees accent. Haar donkere haar en bijna zwarte ogen deden een Zuid-Amerikaanse achtergrond vermoeden. Daniël grijnsde onwillekeurig en knikte. 

 

De volgende windvlaag duwt hard en ik moet een stap zetten om niet om te vallen. Beschutting zoeken. Ik moet nu eerst beschutting zoeken. Voetje voor voetje schuifel ik naar de trap. Met zware benen zak ik tree voor tree, totdat ik op het pad kom. Ik kan hier met nog meer treden richting het water lopen of de andere kant op, het bos in. Geen idee waar ik vandaan kom en ook niet waar ik heen moet. Ik kies voor het bos. Hier lijkt het me dat de wind hier in elk geval minder hard waait. Ik volg het pad tussen de grove dennen door. De duinen gaan omhoog en sterk omlaag. Mijn benen zijn stijf en protesteren tegen elke stap die ik ze dwing te zetten. Na een korte afdaling vind ik tussen een paar gele struiken wat beschutting. Ik haal mijn rugzak van mijn rug. Er zitten een halfleeg waterflesje, een groen notitieboekje met een pen en een houten doosje in. Het doosje komt me niet bekend voor. 

Ik trek mijn natte handschoenen uit en voel in mijn zakken. Ik vind een sleutel. Op de hanger staat No.5. Ik klem de sleutel in mijn gevoelloze hand en loop verder het bos in. Iets naar links zie ik een wandelaar met zijn hond. Hulp vragen, schiet er door mij heen. Of niet? Mijn keel knijpt dicht en ik laat de wandelaar voorbijgaan. 

 

‘De koffie was heerlijk, mag ik er nog een van u?’ Daniël pakte nog snel het Vlielandse duimpje van het schoteltje.

Het meisje knikte en nam zijn lege kopje mee. Hij keek vanachter het glas naar de grijze lucht en de jachtige sneeuw boven de Noordzee. Hij nam een hap van het amandelkoekje en richtte zijn blik weer op de laptop met de laatste zinnen in het verslag van Jasper. Waarin Jasper uitlegt dat hij naar Vlieland moest, want hij had na lang bemiddelen toestemming gekregen om een privé-archief in te zien. Zijn goede, academische naam was daar ongetwijfeld een pluspunt geweest, dacht Daniël grimmig. Toen ze studeerden was Jasper niet alleen degene met het talent, hij werkte ook hard en gedegen. Daniël had nooit talent gehad. Hij was lui en ongedurig en kon al tijdens de studie opklimmen in het bedrijf van zijn vader. Toen Jasper afstudeerde, was hij al gestopt met zijn studie en verdiende hij bakken met geld in de financiële sector. 

In twee happen had hij het amandelkoekje met anijs doorgeslikt.

 

Het hondenbaasje is doorgelopen, hij kwam van een breder klinkerpad. Ik besluit het in te slaan. Al gauw ontwaar ik rechts in de verte een kade en een aanlegsteiger. Ik loop erheen. Aan de overkant van het plein zie ik ‘Fietsverhuur Jan van Vlieland’ op de gevel staan. Vlieland dus. Ineens komen flarden herinneringen terug. Ik ben hier eerder geweest. Maar toen scheen de zon. Ik herinner me plattegronden en zeekaarten en de stoffige geur van een archief. 

Ik besluit de Dorpsstraat in te lopen. Er loopt niemand buiten. Ik begrijp ook niet waarom ík buiten ben. Natte sneeuw prikt nog steeds in mijn gezicht en de wind jaagt pijnscheuten als breinaalden door mijn oren mijn hoofd in. 

Ter hoogte van een symmetrisch pand met rood en geel metselwerk en twee deuren schiet me iets te binnen. In een flits van herkenning draai ik op mijn hakken naar de rechter voordeur. Het is de toegang tot de appartementen van No.5. Ik klim de houten trap op en twijfel. Er zijn twee appartementen. De sleutel geeft toegang tot het appartement ‘Bakboord’. Ik loop binnen, laat mijn rugzak op de grond zakken en trek mijn natte spullen uit. Allesomvattende kou drijft mij naar de badkamer. Een spoor van kleding blijft achter op de grijze vloer. 

 

Ook het tweede duimpje verdween met twee happen. Daniël dacht aan de middag ervoor. Hij was Jasper gevolgd vanaf zijn appartement aan de Dorpsstraat. Eerst was Jasper bij de VVV binnengelopen. Als een doodgewone toerist liep hij, met een stapeltje reisgidsen weer naar buiten. Een cultuurhistorisch rondje Vlieland-Oost was snel gelopen. Na anderhalf uur stonden ze weer bij het begin van de Dorpsstraat. Jasper had vervolgens een fiets gehuurd. Daniel had zin in een biertje, dus liet hij hem gaan. Hij kon het hem niet kwalijk nemen dat hij met dit heerlijke zonnetje het eiland wilde verkennen. De rest van het weekend zou het weer heel anders zijn, waren de voorspellingen. Daniel zocht een terras uit met uitzicht op de route tussen de fietsverhuurder en de Dorpsstraat. Hij zat er lekker uit de wind. 

Het biertje smaakte hem prima, de tweede ook trouwens. Een derde bestellen leek hem geen goed idee, hij stond op om af te rekenen. Jasper zou zo toch ook de fiets moeten terugbrengen, het was bijna zes uur. Of had hij de fiets voor twee dagen gehuurd? Daniël vloekte binnensmonds en liep naar het appartement waar Jasper logeerde. De lichten waren nog niet aan, hij was nog niet terug. Hij liep Plezant binnen, ging bij het raam zitten en bestelde een kipsaté en een biertje. 

 

Ik sta onder de warme douche. De glazen wanden en de spiegel zijn beslagen. Mijn vingers zijn gerimpeld door het water. Omdat ik niet meer weet of ik me al heb gewassen, was ik mijn haar en wrijf het schuim uit over de rest van mijn lijf. Als alle zeepresten helemaal zijn weggespoeld zet ik de douche uit en droog ik me af. Mijn oren gloeien. Ik loop het appartement in en zoek een schone onderbroek. Ik herken de leren cowboybag naast het bed als de mijne. Het ding is stevig en net ruim genoeg. Het weegt van zichzelf al ruim een kilo, dat is helemaal niet handig voor een reistas, maar ik heb het altijd een prachtige tas gevonden. Ik graai erin en vis er een set schone kleren uit.

Eenmaal aangekleed zet ik mij met een dampende kop oploskoffie aan de hoge keukentafel. Stevige wind jakkert natte sneeuw om de zolderkamer heen. Op de tafel liggen een oude kaart van het eiland, een wrakkenkaart met allerlei aantekeningen en losse vellen. Kopieën zo te zien. Kopieën van scheepslogboeken, brieven, archiefstukken. De puzzelstukjes vallen steeds meer op hun plaats. Dit is mijn historische onderzoek. Maanden heb ik eraan besteed, voor een opdrachtgever die ik nog nooit heb gezien. Ik denk terug aan de handgeschreven brief. Het gele, dikke briefpapier had een prachtig vormgegeven briefhoofd met slingerende ranken rond een statig tuinhek. 

 

Beste Jasper, 

Ik heb goede verhalen over jou gehoord en ik heb je hulp ergens bij nodig. Het gaat om de verdwenen lading van de Lutine, die in 1799 is gezonken voor de kust van Vlieland en Terschelling. Haar ruim zat vol met goud- en zilverbaren en een ongelofelijke hoeveelheid munten. 

 

Ik wist wel veel van de achttiende en negentiende eeuw, maar dit was een stukje onbekende geschiedenis voor mij. En de Lutine bleek een boeiende geschiedenis te hebben. De brief ging verder.

 

Ze werd in 1779 gebouwd in Zuid-Frankrijk in opdracht van de Franse Marine. In 1793 werd ze overgedragen aan de Britten en omgedoopt tot H.M.S. Lutine. In Britse dienst blokkeerde zij jarenlang de Noordzee en de toegang tot Amsterdam. 

Eind 1799 dreigde de beurs van Hamburg in te storten en de Europese markt in zijn val mee te sleuren. Twaalf grote handelshuizen wilden hun belangen veiligstellen en stuurden de H.M.S. Lutine met een grote lading goud en zilver ter waarde van bijna een miljoen pond van Engeland naar Hamburg. Daar kwam het echter nooit aan, want in de nacht van 9 op 10 oktober 1799 woedde er een stevige storm waarin het schip met zijn kostbare lading verging.  

In de eeuwen erna werden er geregeld schatten opgedoken uit het wrak. In 1938 werd geconstateerd dat er van de waardevolle lading niet veel meer op de bodem van de zee gevonden zou worden. Toch is algemeen bekend dat er veel meer goud en zilver op de Lutine werd vervoerd, dan officieel is opgedoken. Waar kan de rest dan gebleven zijn? 

 

Die moest nog op een van de twee eilanden zijn. Misschien verborgen en vergeten? Begraven? De schrijver wilde dat ik dat voor hem zou uitzoeken. Iets vinden waarvan iedereen aannam dat het was verdwenen. Het goud van de Lutine. 

 

Zo zie je, beste Jasper, dit vereist het secuur historisch onderzoek en een flinke portie doorzettingsvermogen. Ik heb gehoord dat jij deze kwaliteiten bezit. Bijgesloten vind je je honorarium, elke maand zul je dit bedrag ontvangen, zolang je aan dit onderzoek voor mij werkt. Mocht je succesvol zijn dat zorg ik er hoogstpersoonlijk voor dat ook je academische carrière een vlucht zal nemen. 

 

Met vriendelijke groet,

Mr. Rogers

 

De uitdaging niet aannemen was geen optie, het eerste maandbedrag zat in contanten in de enveloppe. En retour sturen kon ook niet zonder retouradres. Ik had in eerste instantie geen idee wie die Rogers was. Het was een raadselachtige brief geweest, maar dit onderzoek lonkte. Al was het maar omdat de maandbedragen het veelvuldige waren van wat ik ooit van een universiteit of een museum betaald had gekregen. Zonder aarzelen had ik de opdracht geaccepteerd. Ik las alles over de Lutine wat ik kon vinden en spitte alle bestaande archieven door op zoek naar aanwijzingen over wat er met de lading gebeurd kon zijn nadat het schip verging. Zo ontdekte ik dat John Rogers waarschijnlijk de enige overlevende van deze ramp was geweest en was ik op het bestaan van een onbekend privé-archief gestuit. Een archief dat al generaties lang op Vlieland te vinden was. En voor dat archief ben ik naar Vlieland gekomen.

 

Met een zucht pakte hij zijn kopje om een slok koffie te nemen, maar het kopje was leeg. Daniël betaalde voor zijn kopjes koffie en liep naar Rederij Doeksen. Hij had niks meer te zoeken op dit eiland. Het zou niet lang meer duren voor men Jasper zou vinden. Dan kon hij maar beter niet meer in de buurt zijn. 

Jasper was na een half uur Plezant binnen gelopen en had hem direct herkend! Als de oude vrienden die ze ooit waren begroetten ze elkaar. Daniël nodigde hem uit aan zijn tafel, vertelde hem wat over zijn veeleisende baan. Jasper zei niet veel. Daniël brandde van verlangen om te weten te komen of Jasper al iets had ontdekt sinds hij hem uit het oog had verloren. Het leek wel of Jasper hem zat aan te staren en Daniel wist dat het te laat was. Dat Jasper de link legde. Het was ook stom geweest met Rogers te ondertekenen. De enige overlevende van de scheepsramp. Daniël wist dat hij tot actie over moest gaan en bestelde nog een biertje voor hen beiden. In dat van Jasper liet hij een klein wit pilletje vallen. 

Toen ze het restaurant verlieten, zagen omstanders Daniël zijn aangeschoten vriend ondersteunen. Hij troonde Jasper echter mee naar de oostkant van het eiland. Onderweg stopte Jasper en haalde hij een regenjasje uit zijn tas. Hij had het koud. Daniël zag verder alleen een notitieboekje in de tas. In het bos wist hij een uitkijktoren, met uitzicht over de zee, waar de Lutine moet zijn gezonken. Misschien zou dat Jaspers tong wat losser maken en zou hij Daniël vertellen wat hij wilde weten. Daniël had alleen geen rekening gehouden met de hoogtevrees van Jasper. Als een klein kind begon hij te huilen en klampte hij zich vast aan de reling. Daniël verloor zijn geduld en sloeg hem met zijn vuist tegen zijn slaap. Jasper zakte met een zucht in elkaar. Daniël voelde geen pols meer en vluchtte weg van de toren. Hij zou de laatste eindjes zelf aan elkaar moeten knopen. 

De boot vertrok met drie stoten van de scheepshoorn. Ze deden Daniël ineenkrimpen. 

‘Ja, ja, ga nu maar gewoon,’ mopperde hij. Hij zou zich pas weer gerust voelen als hij vaste grond onder de voeten had.

 

Ineens weet ik alles weer. Gisteren nam ik de fiets om het eiland te bekijken. Het was mooi weer, een lekker zonnetje en ik wilde, nu ik er toch was, de Bol van Dooie bezoeken. Net voor sluitingstijd bracht ik mijn fiets terug. In plaats van naar mijn appartement te gaan, ging ik meteen naar mijn afspraak. Mevrouw Damen-Visser had het archief van haar man, na zijn dood, zorgvuldig in dozen op zolder opgeborgen. Haar man, George Visser, was een in zijn tijd bekende onderzoeker geweest. Zijn leven wijdde hij aan onderzoek naar de schat van de Lutine. Samen met de weduwe doorzocht ik de verschillende dozen. Veel nieuws zat er niet in het archief, de publicaties van de heer Visser kende ik inmiddels praktisch uit mijn hoofd. 

Ik praatte nog even na met mevrouw Damen. Ze vertelde in het kort hoe haar leven met haar man was geweest. 

‘De mensen fronsten als ze over zijn hobby hoorden,’ zei ze. 

‘Ik weet hoe het is, je wordt nogal snel versleten voor gekkie in deze snelle wereld. Als mensen horen dat ik historicus ben, vragen ze met een meewarige blik hoe ik daar van kan leven.’ Ik vertelde haar niet dat ik er intussen flink voor betaald werd.

‘Na zijn pensioen kocht hij het huis op Vlieland voor ons en hij was heel begaan met het eiland. Hij heeft na een paar jaar er zelfs voor gezorgd dat er in het oosten van het eiland een uitkijktoren in het bos kwam. Hij kwam er vrijwel dagelijks toen hij nog leefde. Hij nam zijn sigaren mee en ging in zijn eentje op de uitkijk staan roken. Wacht maar even.’ Mevrouw Damen stond op van de bank en kwam met een houten sigarendoosje terug. Ze gaf het aan mij met een glimlach.

‘Iemand met eenzelfde interesse in de Lutine heb ik nooit meer ontmoet. Ik denk dat hij zou willen dat ik het aan je geef.’ De blik in haar ogen maakte, dat ik het doosje zonder te protesteren aannam en in mijn rugzak stopte. 

 

Ik pak het kistje uit mijn tas en open het. Een aantal gouden dubloenen glanst in het spaarzame licht. Ik denk aan de uitkijktoren, hoe ik daar steeds op terug kom. En ineens weet ik waar de rest van de lading is. En ik weet ook, dat ik dit nooit aan Daniël Rogers zal melden.

Logo

© Copyright. Alle rechten voorbehouden.

We hebben je toestemming nodig om de vertalingen te laden

Om de inhoud van de website te vertalen gebruiken we een externe dienstverlener, die mogelijk gegevens over je activiteiten verzamelt. Lees het privacybeleid van de dienst en accepteer dit, om de vertalingen te bekijken.